AUTOPSEUDOGRAFIE

OP DE 100e GEBOORTEDAG VAN GUST GILS

Op basis van de röntgenblik waarmee Gust Gils de echografie van het ik analyseert in “egografie” (‘Een vingerknip’, 1983) hoeft het niet te verbazen dat hij niet mals geweest is met de ware toedracht toen hem gevraagd werd naar (auto)biografische gegevens door tijdschriftredacteurs, uitgevers, …

“HET ZELFPORTRET

mijne heren!
wilde dat even treffen:

op het moment
dat uw om mijn geëerd
zelfportret verzoekend schrijven
mij bereikte

was ik net volop aan een reeks
zelfportretten bezig!

dus ik heb meteen gekeken
maar nee het mijne
was er niet bij.

vandaar dat ik tot mijn spijt

[voor de Revisor]” (‘Een vingerknip, 1983, pag. 14)

De lezer op een dubbel spoor zetten deed hij al in 1966 met de autobiografische gegevens voor de verzameling ‘Elf uit Vlaanderen’ van De Bezige Bij: “ Biografie: negatieve definisies: Gust Gils is Gegarandeerd Geen: autobiografikus, ontboezemingslirieker, boeiend verteller, eroties schrijver (tenzij bij momenten), essaischrijver, jeugdleider, programmabazuiner, literaire prijzenwinnaar (waarvoor hij ook nooit inzendt). En geen redakteur van tijdschriften meer. Voorkeuren: Verkiest toneel boven ballet, korte verhalen boven romans, poëzie boven wat daar gewoonlijk voor aangeboden wordt, …” Iets verder ontspoort zijn biografische ernst helemaal: “… En ach waarom niet één biografies detail verklapt, we maken er geen gewoonte van: In 1951 leende ik een jongedame 100 frank voor het nemen van een taksi. Ik had geen verhouding met haar en verwachtte dus dat ze mij die zou terugbetalen. Maar dat deed de jongedame nooit. Laat zij nu enkele jaren later een beroemde vlaamse liedjeszangeres geworden zijn! Telkens ik haar nu kwelen hoor voel ik wroeging dat ik hiertoe, hoe weinig ook, materieel heb bijgedragen.”

In 1998 voegt hij daar tijdens een lezing in Bourla nog twee cruciale voorvallen uit de basisschool aan toe. “Wat ik mispeuterd had heb ik nooit begrepen, noch toen noch later. Deze twee voorvallen zijn simptomaties gebleken. Wat er nadien zoal fout ging in mijn levensloop was telkens een variante op één van die senarioos. Of een kombinasie van beide.” Hij vertelt dat hij dat nog met talrijke voorbeelden zou kunnen illustreren, waar gelukkig voor hem en voor de zaal geen gevaar voor bestaat. “Tot zover dus en niet verder mijn autobiografie. Of nee: één detail wil ik u toch niet besparen. Op mijn zestiende besloot ik drummer te worden: gelukkig ontbrak mij daartoe het motories talent.” (Archieven Gils, Letterenhuis)

Via zulke misleidende schijnbewegingen creëert hij een bedrieglijke pseudobiografie. Zoals we dat al lazen in 1959 in ‘Anoniem 20e eeuw’:

“schijngestalte

ik kijk mezelf lang in de krankzinnige
ogen, ik bekijk mijzelf
in een stuk glas zolang tot ik geloof
een stenen sfinks te zijn
toevallig nu levend.

wachtend op welk tijdsein?” (pag. 38)

Gust Gils kiest dan ook Gegarandeerd Geen pseudoniem, maar heeft zich in zijn Groteske Gedichten een schalkse schuilplek gecreëerd:

“ik heb geen schuilnaam
maar een schuillichaam:

mijn echt lijf weet wel beter!” (7 x 7 haikoes, 1975, pag. 46)

Komt daar naast die leugenachtige en zweverige herinneringsstijl zijn rampgeheugen bovenop zodat hij zich autobiografisch weet te camoufleren, zoals blijkt uit de rubriek “Een rampgeheugen: autopseudografie” in ‘Zanger met zuurstofmasker’ (1988).

“De weeën van het luchtruim

wat derden nooit bevroeden
is mij intuïtief een weet:
ofschoon als mens gekamoefleerd,
ik ben een vliegmasjiene.

en in die zweefhoedanigheid
ben ik al te vaak verplicht
om mij te wagen aan lang niet
ongevaarlijke schijnlandingen?

… want ga ik hierop door
dan word ik weer
té autobiografies.” (pag. 51)

Maar wees gewaarschuwd. Al omschrijft hij zijn aards verblijf als een “levenslang geboortetrauma” (‘Stem buiten beeld’, 1992, pag. 77) van Gust Gils zijn we ondanks de Gouden Geboortedagherdenking nog niet verlost:

“Autobiografie voor eigen gebruik
maar al wat hier gebeurt met mij
gebeurt postuum.

want ik ben al verscheidene
jaren dood.

hoe
zou je zelf zijn.

maar ik zoek het
niet te blijven.

hoe
zou je zelf zijn.” (‘Een handvol ingewanden, 1977, pag. 92)

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *