In ‘gewapend oog’ verscheen in 1962 een merkwaardig s.o.s.-bericht dat melding maakt van een zekere Lavrouzo, een “grote lichtzinnige” die “beheerst wordt door een ster” (pag. 26). Niks aan de hand voor wie vertrouwd is met de fascinatie van Gust Gils voor assonantie, alliteratie, voor kwinkslagen met noodberichten die een meteorologisch of astronomisch karakter krijgen en voor personages met verrassende namen.
Enkele jaren later duikt Lavrouzo weer op. Evident in 1966, in de tweede druk van ‘gewapend oog’ van dat jaar. De eerste twee strofes van het gedicht zijn echter tegen Gils’ gewoonte in sterk gewijzigd, toch voor een gedicht in herdruk. Dat Lavrouzo een “grote liggende gevoelloze” is, overleeft zijn affiniteit met het taalspel niet en verdwijnt uit dit gedicht.
